Als hogeschool doen we er alles aan om onze studenten een rijke en veilige leeromgeving te bieden, waarin ieder zijn talenten kan ontplooien. Ondanks vele inspanningen op dit gebied verlaten nog steeds veel studenten die in principe een hbo-studie kunnen halen de hogeschool voortijdig. Het rapport ‘Grip op Studiesucces’ van de commissie rondom lector Ellen Klatter lijkt de kern in zich te dragen van een oplossing. Onder de naam ‘Grip op Onderwijskwaliteit & Studiesucces’ is eind vorig jaar een hogeschoolbreed programma gestart waarin 16 opleidingen ieder voor zich én samen aan het werk gaan om hun studiesucces te verbeteren.
Daarbij maken ze gebruik van de in het rapport geadviseerde integrale benadering. Hoe vergaat het de opleidingen in deze tijd dat we elkaar voornamelijk via het beeldscherm zien? Procesregisseur Arian van Staa vertelt over de opzet van het programma en verschillende betrokken opleidingen en een begeleider geven aan waarom ze mee doen aan het programma Grip op Onderwijskwaliteit & Studiesucces (GOS).
Eerst analyseren
“Er is al veel gebeurd op het gebied van studiesucces”, geeft Arian van Staa aan. “Wat opvalt bij vrijwel alle opleidingen is dat men meteen wat wil dóen, een nieuw curriculum ontwerpen bijvoorbeeld. Terwijl je dat in feite beter kunt doen als je eerst reflecteert op wat nu bij deze specifieke opleiding verklaart waarom het studiesucces niet zodanig is als we zouden willen. Er zijn cijfers beschikbaar die inzicht kunnen bieden, van tevoren met elkaar in gesprek gaan is nodig. Daarnaast is er uit onderzoek veel bekend over succesvolle interventies. Het mooie van GOS is dat we eerst uitvoerig hebben stilgestaan bij de ‘knoppen waaraan gedraaid kan worden’ om het studiesucces te beïnvloeden. De opleidingen in het programma gaan aan de slag met drie pijlers, namelijk onderwijskwaliteit (curriculum, didactiek en pedagogiek), teamontwikkeling en monitoring/onderzoek (meer over de inrichting van het programma vind je op de pagina van het programma, red). Bij de uitvoering kijken we vanuit drie perspectieven: naast het onderwijskundige perspectief, betrekken we ook ervaringen van studenten en neemt teamontwikkeling een belangrijke plaats in. Elke opleiding werkt aan alle drie de onderdelen maar kiest wel zelf waar bij hen de nadruk op ligt. Bij sommige opleidingen ligt de focus op teamontwikkeling, bij andere op hoe de docenten zich pedagogisch bekwamen.”
Waar staan de opleidingen nu?
“Voor de zomer leverden ze hun plan van aanpak in, waarin ze beschrijven waar ze de komende jaren aan gaan werken. In totaal duurt het programma vooralsnog drie jaar. De start is er, na de aanvankelijke worsteling ‘waar moet je beginnen?’ zijn de opleidingen nu klaar met hun plan, of bijna. Bij het opstellen daarvan en bij de uitvoering van de gekozen interventies is expertise nodig en die bieden wij… Elk opleidingsteam heeft een begeleider vanuit GOS en wordt daarnaast bijgestaan door begeleidingskundigen, onderzoekers en onderwijskundigen.
Opleidingen vinden het vaak moeilijk om eerst een stap terug te doen en te onderzoeken waar kansen liggen, om van daaruit, met onderbouwde methoden, eraan te gaan werken. Dan moet men soms toegeven dat ze het nu gewoon nog onduidelijk is. Het is belangrijk om het geheel te overzien voordat je begint met een andere werkwijze.
GOS is daarnaast een hogeschoolbreed programma, want naast dat de opleidingen apart worden gecoacht en begeleid zijn er gezamenlijke onderdelen om met en van elkaar te leren. Dit jaar was voorzien in drie gezamenlijke bijeenkomsten, daarvan hebben er twee plaatsgevonden en daarnaast zijn er nog drie online bijeenkomsten geweest. In januari hebben drie externe experts (Dominique Sluijsmans, Janke Cohen en Klaas Visser) lezingen gehouden over de relatie tussen onderwijskwaliteit en studiesucces, deze deskundigen kijken ook mee bij de opleidingen. De bedoeling was dat opleidingen zouden uitwisselen over hun ervaringen. De andere aanpak van collega’s kan verrassend en inspirerend zijn. Door corona heeft dit nauwelijks kunnen plaatsvinden en zijn we sowieso wat minder snel gegaan dan we van tevoren hadden bedacht. Vooral het voeren van individuele begeleidingsgesprekken is intensief en dan is videobellen niet ideaal. Maar we gaan gewoon door met het programma, hopelijk is er later dit jaar meer mogelijk.”
Caroline de Jonge, hoofddocent en projectleider GOS bij opleiding Bedrijfskunde
“Wij doen mee met Grip op Onderwijskwaliteit & Studiesucces omdat we zien dat nog te veel studenten voortijdig de opleiding verlaten, terwijl dat in sommige gevallen misschien niet nodig was. We zijn een rationele opleiding, we praten graag over feiten en cijfers en wat minder over de situatie in de klas. Toch gaan we dat laatste nu wel doen, veel collega’s hebben aangegeven hier blij mee te zijn. In ons plan van aanpak staan om te beginnen twee hoofdpunten centraal. Ten eerste willen we ons bekwamen in de Pedagogiek. Bij onze opleiding is het praten over jouw aanpak als docent niet zo gebruikelijk, het is ‘zand erover en weer door’, terwijl het luisteren naar en een band opbouwen met een student leidt tot een veilig leerklimaat – een belangrijke factor voor studiesucces.
In dit gesprek dat we met elkaar aangaan gaat erom om woorden te geven aan onbewust genomen acties, bijvoorbeeld ‘op dat moment besloot ik niet in te grijpen’. Dat gaan we dan verder analyseren. Wat gebeurde er op dat moment, hoe kun je dat benoemen? Als docenten hebben we handvatten nodig om over dit pedagogisch handelen te kunnen praten, we moeten daar een taal, een vocabulaire voor ontwikkelen. Dat doen we door het gebruik van de kaartenset die collega Monique van den Heuvel, hoofddocent Pedagogiek, heeft ontwikkeld. Dit gaan we aan met mensen die dat graag willen, die eraan toe zijn om er serieus mee aan de slag te gaan.
Met lector Tina Rahimy (Sense of Belonging) gaan we aan de slag met binding. Aan de hand van een artikel dat zij hier speciaal voor ons over schrijft gaan twintig van onze docenten reflecteren over hoe wij in de introductietijd kunnen zorgen voor binding met onze studenten. Met Tina gaan we ook rechtstreeks aan de slag met studenten. In een zogenoemd spiegelgesprek vertellen studenten over wat zij ervaren in het contact met docenten, docenten luisteren en koppelen terug wat ze gehoord hebben.
Een ander belangrijk onderdeel van het plan is de analyse: waar gaat het nog mis? Dat heeft dan eerder naast pedagogiek ook te maken met de inrichting van het curriculum, de werkvormen. We moeten eerst uitzoeken of daarmee het gewenste resultaat wordt bereikt. Waar hebben we bijvoorbeeld geprobeerd iets te veranderen en hoe heeft dat uitgepakt? Je moet weten welke variabelen er zijn en waar je maatregelen kunt nemen. Dat is een ontzettend complexe materie, zelfs de experts die ons hierover hebben bijgepraat waren het niet altijd met elkaar eens.
Ik vind het erg goed dat wij hiermee aan de slag kunnen, dat we de aandacht voor langere tijd kunnen focussen op de keuzes die wij maken, we krijgen de kans om echt een verandering te bewerkstelligen.”
Aart Westerduin, onderwijsmanager Civiele Techniek
“Bij EAS zijn we bezig het onderwijs anders te organiseren. Door het in grotere eenheden aan te bieden verwachten we meer kans op studiesucces. Wij doen mee aan Grip op Onderwijskwaliteit & Studiesucces omdat we ons realiseren dat deze ommezwaai ook wat betekent voor de docenten. Met die grotere eenheden komt er een andere aanpak van het onderwijs. We willen vaker toetsen om de voortgang van de student te volgen en minder vaak toetsen voor een cijfer. We stemmen de verschillende vakken beter op elkaar af en willen compensatie mogelijk maken – studenten mogen nu geen onvoldoende halen, ook niet als daar drie achten tegenover staan. We willen studenten beter aan ons binden.
Om goed onderwijs te kunnen geven moeten we ook naar onszelf kijken. Studentkwaliteit begint bij docentkwaliteit. Hoe doen wij het eigenlijk, als docenten, als docententeam? Ons plan van aanpak voor GOS gaat primair over hoe wij onszelf kunnen verbeteren. Docenten gaan de verschillende vakmodules nu met een aantal mensen gezamenlijk geven. Voorheen bepaalde elke docent zelf hoe een module werd ingevuld, waardoor studenten met heel verschillende manieren van aanpak te maken konden krijgen. Dat gaan we beter op elkaar afstemmen. In een module zitten verschillende taken, bijvoorbeeld studenten of groepjes begeleiden, klassikale uitleg geven. Iedere docent heeft zijn eigen kwaliteiten en voorkeuren, met elkaar gaan ze vooraf bepalen wie wat gaat doen binnen de module.
Als team gaan we aan de slag om de klokken gelijk te zetten. Wat is voor ons belangrijk, hoe doen we de dingen, denken we daar hetzelfde over? We krijgen daarbij ondersteuning van een begeleidingskundige. Ons docententeam bestaat uit 26 mensen die veelal inhoudelijk sterk zijn, vakmannen en –vrouwen die oorspronkelijk geen docent zijn. Pedagogische en didactische vaardigheden leren ze vaak pas al doende. Uiteindelijk is het doel om zodanig les te geven dat studenten zeggen ‘dat was een zinvolle les’.
We willen bereiken dat studenten na het eerste jaar duidelijk weten waarom ze voor Civiele Techniek hebben gekozen, dat studenten die verder studeren beter gemotiveerd zijn en weten dat de studie echt bij hen past. En dat studenten die niet bij de opleiding passen makkelijker kunnen overstappen naar andere opleidingen van het instituut of de hogeschool.”
Michiel de Ronde, lector Begeleidingskunde (Kenniscentrum Talentontwikkeling)
“Studiesucces kan nauw samenhangen met het functioneren van een opleidingsteam, we gaan de teams die meedoen aan GOS dan ook begeleiden met een groep begeleidingskundigen van binnen de hogeschool. Veel docenten hebben de overtuiging dat we moeten lesgeven vanuit kennis, en dat is natuurlijk belangrijk, maar ik wil ze graag brengen naar de gezamenlijke drijfveer. Een op inhoud gedragen visie: hier verbinden we ons op, hier willen we graag samen aan werken. Onderwijs op de inhoud moet gepaard gaan met persoonlijke betrokkenheid bij de mensen die het onderwijs verzorgen, als dat gebeurt gaat het stromen.
We werken in feite aan ‘het vuur’ dat het onderwijs zo mooi maakt. Dat is een weerbarstig onderwerp, want mensen moeten dat wel willen, naar zichzelf durven kijken en naar elkaar luisteren. Per opleiding beginnen we hiermee met een kleine kerngroep, bijvoorbeeld een onderwijsmanager, de voorzitter van de curriculumcommissie of een pedagogisch gevormde hoofddocent, die samen met de begeleidingskundige een voorzet doen. Van daaruit betrekken we het hele team erbij, docenten maar ook ondersteuners en het management, zodat iedereen zó goed op elkaar afgestemd raakt dat het geheel meer is dan alle individuen samen. We werken niet zozeer aan de kwaliteit van de docent maar aan de kwaliteit van de relaties tussen mensen. Tussen docent en student, tussen docent en management. Om je team op die manier te ontwikkelen moeten we elkaar eerst beter leren kennen, daar zijn we nu mee bezig.”
Meer weten over Grip op Onderwijskwaliteit en Studiesucces? Neem dan contact op met Chanté Zuidgeest.
Of lees eerst meer over het programma op deze Hint-pagina.