Taalvaardigheid gaat bestuursvoorzitter Ron Bormans aan het hart. Docenten dienen daarom taal in hun vak als een vanzelfsprekend onderdeel op te nemen. “Nederlands verbindt ons in dit land met elkaar.”
In deze serie stelde iedere deelnemer een estafettevraag aan de volgende deelnemer. Faruk Canpolat (student bedrijfseconomie) wilde graag van de bestuursvoorzitter weten: waarom is taal zo belangrijk voor het onderwijs op de hogeschool?
“Bij mij thuis spraken we vroeger Limburgs. Maar ik kreeg van mijn ouders de opdracht om buitenshuis Nederlands te praten: de taal van het publieke domein. Ik respecteer dat je in je persoonlijke domein je eigen taal gebruikt. Maar op de hogeschool gebruiken we Nederlands als voertaal. Taal is het cement van de samenleving, zowel cultureel als economisch. Het brengt studenten in contact met werkgevers en dus ook met hun toekomst. We zien onze samenleving versplinteren. Als er iets aan onze communicatie mankeert, hoe hou je dan de samenleving bij elkaar? Dit thema gaat me heel erg aan het hart. Als je niet oppast, verloedert het taalniveau snel. Daarom ben ik er streng op dat hier Nederlands gesproken wordt. We hebben als hbo een taak om achtergebleven groepen te emanciperen. Maar die beweging tot emancipatie doet vaak een beetje pijn, dus vandaar die strengheid.”
Wat zijn de risico’s van een beperkte taalvaardigheid?
“Mensen met een slechte taalbeheersing zijn heel kwetsbaar in de samenleving. Dat geldt voor een geringe woordenschat, maar zelfs voor een accent in je taalgebruik. Als Limburger heb ik gemerkt dat mijn accent een associatie met ‘dom’ oproept. Mensen met een andere moedertaal hebben daar ook vaak last van. Ik denk dat dat iets doet met je zelfvertrouwen. Als je de taal niet goed beheerst, bij welke opleiding dan ook, ben je bovendien toch net wat minder actief in de groep. Ik ben zelf docent bij een minor bij technische bedrijfskunde, een van onze Engelstalige opleidingen. Ik spreek best goed Engels, maar mijn woordenschat is toch te beperkt om te spelen met metaforen en de rijkdom van taal goed toe te passen.”
Hoe kijk je naar de discussie rondom de verengelsing in het onderwijs?
“Zo’n tien procent van onze opleidingen is Engelstalig. Laten we steeds naar het beroepenveld kijken of het gepast is om de opleiding in het Engels te geven of niet. Engels is hartstikke logisch bij Trade Management of Asia, want in Azië spreken ze geen Nederlands. Maar bij de Pabo moet het Nederlands zijn. Bij Technische Informatica hebben we toegestaan dat de opleiding in het Engels gegeven wordt. Vanwege krapte op de arbeidsmarkt werken hier zoveel docenten uit andere landen, dat Engels de gemeenschappelijke taal is. Engels is ook dominant in dat vakgebied, dus dan is dat een prima keuze. Maar ik verzet me er tegen dat het Engels sluipenderwijs het Nederlands vervangt. Zo heet bedrijfseconomie nu Finance & Control. Of er wordt heel hip gesproken over communities of boardrooms. Dat vind ik wat onzinnig. Elke stap in de richting van Engelstaligheid moeten we zeer bewust zetten. Ik vind dat we best wel trots op onze eigen taal moeten blijven.”
Wat betekent dit voor internationale studenten op deze school? Zij kunnen niet overal terecht in het Engels.
“Het lijkt me voor hen wel goed dat zij ook iets van het Nederlands meekrijgen. Als je in Spanje studeert, is ook niet alles in het Engels.”
Welke ambitie heeft Hogeschool Rotterdam met betrekking tot taalvaardigheid van studenten?
“Onze opleidingen zijn een oefenplek voor het echte leven. In bijna alle domeinen is taal een belangrijk onderdeel van een beroep of discipline. Als verpleegkundige moet je niet alleen een klysma kunnen aanbrengen, maar ook de interactie aangaan met je patiënt. Onze ambitie is dat aandacht voor taalvaardigheid vanzelfsprekend is in het hele onderwijs, en dat we het hier niet meer over hebben.”
Een grote groep studenten stroomt in mét een diploma, maar schiet tekort op het gebied van taal. Wat betekent dat voor docenten?
“Ik geloof dat docenten de beste bedoelingen hebben. Maar als ze al te gemakkelijk over gebrekkige taalvaardigheid heenstappen en studenten laten doorstromen, dan helpen ze hen niet. Wel kan ik me een licht vermoeid gevoel bij docenten voorstellen om te corrigeren wat de vooropleidingen laten liggen. We hebben dan wel een emancipatietaak, maar we hoeven niet de hele wereld te redden.”
Diverse docenten nemen het voortouw bij de verbetering van het taalniveau. Toch gaat die ontwikkeling te traag, terwijl het om een groot vraagstuk gaat. Welke oplossingen zijn er?
“De afgelopen jaren heeft een aantal docenten aan de bel getrokken en dit thema heel erg omarmd. Dat is precies zoals het hoort te gaan. Want zij moeten dit niet doen omdat ik dit thema zo belangrijk vind. Ik weet zeker dat negentig procent van de docenten vanuit hun eigen professie het belang van taalvaardigheid onderkent.”
Geen maatregelen dus?
“Nee, vooralsnog werken we aan verbeteringen in het vakonderwijs via de weg van de overtuiging. Veel opleidingen hebben mij daar niet bij nodig, maar er zijn ook plekken waar er wel een tandje bijgezet kan worden. Ik kan leidinggevenden oproepen om hun docenten nog meer te faciliteren daadwerkelijk de benodigde stappen te zetten, maar het is uiteindelijk aan de docenten zelf. Op een zeker moment moet taalvaardigheid een vanzelfsprekend onderdeel zijn van het hele vak.”
Hoe urgent is de aandacht voor taalvaardigheid?
“Het is zeer urgent! Maar het is ook een hele complexe opdracht. We doen het goed, maar het is ook hard werken in Rotterdam met alle complexe vraagstukken die op ons afkomen. We hebben hier ook te maken met veel uitval, hoge stress onder jongeren en ga zo maar door. Ons lijstje is heel wat langer dan alleen de taalachterstanden. We willen wel heel graag dat alle docententeams de kenmerken van studenten en de eisen van het beroepsveld voortdurend in de gaten houden en dat onderling bespreken. Dan komt taal vanzelf regelmatig bovenaan dat lijstje en pakken ze die handschoen op. Uiteindelijk worden in de docentenkamer de afwegingen gemaakt. Als opleidingen naar buiten kijken, zien ze dat er geen enkele aanleiding is om Nederlands eruit te gooien. Taalvaardigheid is in het belang van de student.”
Welke rol spelen andere talen dan Nederlands en Engels in het beroepsonderwijs? In sommige beroepen is kennis van bijvoorbeeld Turks, Spaans of Arabisch een pre. Welke rol heeft een opleiding daarin?
“Of studenten zelf thuis Papiamento, Arabisch of Catalaans spreken, dat moeten ze zelf weten. Daar wil ik me niet mee bemoeien, want dat hoort bij het privédomein. Enig begrip van bijvoorbeeld de Marokkaanse taal is inderdaad in bepaalde beroepen helemaal niet gek. Maar dat is iets anders dan het hier doceren.”
Hoe zorgen we ervoor dat aandacht voor taal blijvend in het onderwijs terecht komt en het dus niet om iets tijdelijks gaat?
“Als docenten naar de buitenwereld kijken, dan zien ze dat er geen enkele reden is om de aandacht voor de Nederlandse taal buiten beschouwing te laten. We willen niet hier en daar een uurtje Nederlands, maar de integratie van taalvaardigheid in het hele vakonderwijs. Dan is taal niet een extraatje, maar de kern van het vakgebied, gelegitimeerd door het belang van taal in de buitenwereld. Dan wordt het ook vanzelfsprekend om de aandacht van taal blijvend te onderhouden. Dat zie ik als de ultieme verankering: taal verbinden met het wezen van het beroepsonderwijs.”
Dit is het negende en laatste artikel in een reeks over taalvaardigheid.