“Bij Grip op Onderwijskwaliteit en Studiesucces (GOS) vinden we het essentieel dat studenten een actieve rol spelen in verbetering van onderwijskwaliteit. Opleidingen initiëren verschillende initiatieven daarvoor en het perspectief van de student is daarbij van groot belang. Door gesprekken met studenten, docenten en het werkveld proberen we perspectieven de ruimte te geven die meestal onbesproken blijven”, stelt Chanté Zuidgeest. Zij was de afgelopen anderhalf jaar verantwoordelijk voor het uitlichten van het studentperspectief binnen het programma. Hoe kijkt zij terug op deze periode?
Welke rol spelen studenten binnen het GOS-programma?
Chanté: “Aanvankelijk hadden we het idee om een hogeschoolbrede klankbordgroep op te zetten van studenten, zodat zij mee konden denken over hoe zij graag begeleid willen worden door docenten. Omdat we nog niet precies konden inschatten hoe dit eruit moest zien zijn we ermee gestart studenten te betrekken op opleidingsniveau. Elke opleiding heeft namelijk andere behoeften, andere vragen waar zij hun studenten bij willen betrekken.
Daarmee hebben we nu dik een jaar ervaring en de resultaten zijn positief. Vanuit GOS adviseren we een specifieke opleiding over hoe zij studenten kunnen betrekken bij het vraagstuk waarmee zij aan de slag zijn, en vervolgens organiseren we dat ook samen met hen. Bijvoorbeeld door interviews te houden met individuele studenten, of door sessies te organiseren waarin studenten en docenten op elkaar reageren, afhankelijk van wat de opleiding wil bereiken.”
Bij wat voor vragen willen opleidingen input van studenten?
“Dat kan heel verschillend zijn, dat kan ik het beste laten zien met een paar voorbeelden. Bij de opleiding Leisure & Events Management hebben we onderzocht hoe eerstejaarsstudenten de start van hun opleiding ervaren, en of dat een beetje overeenkomt met de veronderstellingen die de opleiding daarover had. Dit deden we zowel met één-op-één gesprekken als in focusgroepen. Sommige aannames bleken te kloppen en andere juist niet.
Zo bleken veel studenten bij de opleiding terecht te komen doordat ze iemand kenden die de opleiding gevolgd had, terwijl het idee vaak is dat het via open dagen et cetera gebeurt. Verder kwam de opleiding erachter dat ze bij voorlichtingen nóg duidelijker mochten laten zien dat in de opleiding juist de kleinschalige culturele en maatschappelijke kant de meeste aandacht krijgt. Veel studenten komen binnen met het idee dat ze grote festivals gaan organiseren, maar dat is niet de insteek van de opleiding en uiteindelijk is het een klein percentage dat hier daadwerkelijk terecht komt.
Studenten gaven ook aan dat het belangrijk is om in de voorlichting goed te benadrukken dat deze opleiding binnen de kunstacademie zit. Daardoor is het veel creatiever en vrijer ingericht dan ‘reguliere’ managementopleidingen. Je hebt er geen standaardtentamens maar projecten waar je op beoordeeld wordt. Nogal een cultuurshock als je net van de havo afkomt, en voor sommige studenten erg lastig om in te komen. Dat moet je dus wel liggen! Het is goed om dat van tevoren te weten als je deze opleiding wil volgen, en ook vanuit de opleiding moeten ze hier rekening mee houden en studenten een zachte landing bieden.”
Als tweede voorbeeld noemt Chanté de ‘spiegelgesprekken’ bij de opleiding Biologie: “Daar ging het over het afstuderen. Uit de gesprekken bleek dat studenten in de afstudeerperiode meer sturing kunnen gebruiken, in de vorm van tussentijdse deadlines en contactmomenten. Door de gesprekken zag het docententeam in dat ze de studenten misschien wel wat té los lieten tot aan het opleveren van hun eindproduct. Dat inzicht hebben ze ook meteen aangegrepen om het dit studiejaar anders aan te pakken en daarvoor is een nieuwe pilot ingezet. Ook heeft de opleiding het meteen in de PDCA-cyclus opgenomen om altijd een evaluatie met studenten te doen na een studiejaar.
Zo is GOS het motortje voor het opstarten van initiatieven met studenten. Daarvoor zijn opleidingen natuurlijk niet van ons afhankelijk, maar ze zijn ons dankbaar dat we ze helpen zo’n verandering te kick-starten. Met de studentgesprekken houden we opleidingen een spiegel voor. De opgehaalde input helpt opleidingen ook weer verder bij het verhogen van hun onderwijskwaliteit.”
Wanneer kiezen jullie voor één-op-één gesprekken en wanneer voor groepen?
“Het gaat om de juiste setting voor de juiste vraag. Als je een algemeen beeld wil vormen, zoals ‘hoe denkt de gemiddelde student hierover’, dan zijn focusgroepen een goed middel. Of als je een wisselwerking wilt zien en wilt dat verschillende ‘partijen’ met elkaar in gesprek gaan, dan kun je het beste een spiegelgesprek inzetten. Maar dat gaat niet altijd op. Bij een opleiding als Social Work of bij de WdKA zijn studenten mondiger en meer gewend om hun mening te delen, terwijl studenten in bijvoorbeeld technische opleidingen wat afwachtender kunnen zijn, dat speelt een rol bij de gespreksvorm die je kiest. Wat we ook vaak doen is in één-op-één gesprekken dieper ingaan op wat we in het groepsgesprek gehoord hebben. Studenten moeten zich comfortabel voelen om vrijuit te spreken. Daarom geven we antwoorden in rapportages geanonimiseerd weer, omdat er pittige uitspraken bij kunnen zijn.”
Hoe worden de gesprekken en rapportages hierover ontvangen bij de opleiding?
“Je wilt bij de terugkoppeling recht doen aan wat een student heeft gezegd. Maar je wilt ook dat de boodschap binnenkomt bij docenten. We moeten daarom goed nadenken over de bewoordingen in een rapport. Het komt voor dat wat studenten teruggeven niet makkelijk is om te horen voor de docenten, die immers allemaal met de beste intenties hun werk doen. Daarom houd ik vaak liever eerst een na-gesprek voordat ik het rapport toestuur. Als een lastige boodschap mondeling wordt verteld, komt dat zachter over dan op papier en kan er over gepraat worden binnen het opleidingsteam. Soms geven we ook alleen aanbevelingen, benoemen punten waar aan gewerkt moet worden, zonder te delen welke exacte woorden door studenten gebruikt zijn. Het teruggeven blijft zoeken. Maar uiteindelijk gaat het erom hoe we de opleiding het beste kunnen ondersteunen terwijl we recht doen aan de stem van de student.”
Wat hebben jullie als GOS-team geleerd over het studentperspectief?
“Ook voor ons is het leerproces. Het begint ermee goed helder te krijgen wat de opleiding precies wil weten en wat de juiste vorm is om dat boven water te krijgen. Het idee van een hogeschoolbrede klankbordgroep bijvoorbeeld, daarvan gaan we nu adviseren om het niet te doen binnen GOS. We willen juist dichtbij blijven waar we impact kunnen maken, op opleidingsniveau. Per opleiding krijg je veel beter de informatie waar je naar op zoek bent. Het type student, zo je daar al van kunt spreken, verschilt nogal per opleiding, en voor zo’n klankbordgroep zou je idealiter uit elke opleiding een student hebben die dan representatief zou moeten zijn voor die hele opleiding. Dat is niet te doen.”
Tot slot nog deze vraag: wat kan GOS een student brengen?
“Wat ik tot nog toe gezien heb is dat opleidingen studenten vrijwel altijd pas in de evaluatiefase betrekken, terwijl studenten al veel eerder betrokken kunnen en willen worden – denk bijvoorbeeld aan de ontwerpfase van een nieuw curriculum. Dan kun je het onderwijs veel beter afstemmen op de student. De studenten zijn de ervaringsdeskundigen, check daarom bij hen of de ideeën die je hebt kloppen, en haal ook ideeën bij hen op.
We hebben gezien dat veel ontevredenheid bij studenten zit in organisatorische zaken, zoals onduidelijkheid in de communicatie. Er is veel winst te halen met dit soort quick wins. Ook het organiseren van binding is belangrijk. De Lerarenopleiding Nederlands heeft bijvoorbeeld een aantal sessies gehouden voor studenten met intensieve begeleiding voor de landelijke kennistoets. De studenten die hebben meegedaan aan de eerste pilot hebben allemaal de kennistoets gehaald. Dus in zulke kleine dingen kan het zitten, en het ‘samen doen’ heeft een grote impact. Contactmomenten organiseren met docenten en medestudenten is heel effectief, tijdens die momenten stimuleer je elkaar en het zorgt ervoor dat die studenten er elke week weer zitten. Zorg ervoor dat je er voor ze bent, zeker in de coronatijd was dat extra belangrijk. Je moet niet onderschatten hoe waardevol dat is.”
Chanté Zuidgeest (Teams-foto in het midden) is inmiddels niet meer werkzaam bij de hogeschool, al nam ze met een dubbel gevoel afscheid: “Ik heb hier enorm veel geleerd en ik heb met zoveel fijne collega’s mogen samenwerken. Maar het was tijd voor een volgende stap.”