De opleiding Facility Management deed het, in vier jaar tijd realiseerde het docententeam een nieuw curriculum, terwijl de colleges doorgingen. Het veranderen ging niet vanzelf en meerdere keren stond het team voor hete vuren. Inmiddels is het volledige curriculum vernieuwd en ontwikkeling vindt continu plaats. Het docententeam vertelt over de aanpak.
Als je binnenkomt in het nieuwe en transparante domein van Facility Management, voel je je direct welkom. Op de derde verdieping van locatie Academieplein werken studenten in groepjes, sommigen aan de ‘bar’ of op de loungebank, anderen op een stilteplek. We krijgen een goede cappuccino in een rode facility management-mok. “Studenten voelen zich hier thuis, en dat is precies de bedoeling. Als ik om acht uur hier binnenloop, dan zijn er soms ook al studenten. Dat zegt wat”, lacht hoofddocent Tanja Zuijderwijk. Zij is hoofd van de curriculumcommissie en samen met haar collega Tamara Agatz, die vooral actief is in projecten en naar het werkveld toe, geeft ze toelichting op het moeizame vernieuwingsproces. Ook onderwijsmanager Hans Ronteltap deelt zijn visie.
Waarom een nieuw curriculum? Ronteltap startte zes jaar geleden bij Facility Management om de opleiding naar een hoger plan te trekken. Er was een duidelijke wens vanuit het docententeam om het curriculum aan te pakken. Dat was ook nodig, want bij een interne audit waren er duidelijke aandachtpunten aan de orde en het werkveld van facility management moest meer betrokken worden bij de opleiding.
Het kon voorkomen dat studenten in één kwartaal acht verslagen moesten inleveren. Docenten opereerden te veel apart van elkaar, er was te weinig afstemming over het lesprogramma. Een deel van de collega’s wilde dit heel graag grondig aanpakken en een nieuw curriculum ontwerpen. Ronteltap wilde hen graag de mogelijkheid geven, maar dan moesten wel alle neuzen dezelfde kant op: het team moest er volledig achter staan.
-
Ontwikkel een visie
Tanja Zuijderwijk: “Het is belangrijk om uitgangspunten te formuleren voordat je kunt beginnen met bouwen. ‘Totale ontzorging voor de klant’ – de zogenoemde ‘guest journey’ is cruciaal aan het beroep facility manager. Er is een helder profiel nodig, zodat studenten kunnen zeggen: ‘Dáárom kiezen we voor Hogeschool Rotterdam’ “. We zijn kleinschalig, betrokken bij onze studenten én het werkveld. Alle onderdelen van het curriculum moeten passen bij deze criteria. Daarnaast bepaalden we dat het curriculum a) studeerbaar moet zijn voor de student en b) uitvoerbaar in het eigen team. Bij elke wijziging die we bedachten gingen we terug naar die visie, die is vastgelegd in een basisdocument met basiscompetenties.
-
De student staat centraal
Docenten én studenten maken samen het onderwijs. De docenten zijn er om de studenten te faciliteren om gedrag te ontwikkelen dat ertoe leidt dat ze zelfstandig kunnen opereren in hun baan. In het eerste jaar zie je nog de houding ‘vertel jij het maar’ richting docenten, maar hoe verder studenten in de opleiding komen hoe professioneler ze te werk gaan. Het helpt ook dat we de studenten allen bij naam kennen en elke student regelmatig in het team bespreken: valt het jou ook op dat deze student vaker zijn opdrachten slechter maakt, is die student bij jou in de les ook zo stil, wat kunnen we doen om ze te helpen? Input van studenten helpt niet alleen het curriculum te verbeteren, ook bij de nieuwe inrichting van het domein leverden ze een bijdrage, aldus Hans Ronteltap.
-
Betrek het werkveld erbij
Hans Ronteltap: “Facility managers zitten steeds vaker dichtbij de directie, ze worden eerder betrokken bij de besluitvorming”. Als facility manager moet je al bij het ontwerp van een gebouw direct rekening houden met de gebruikers en het praktische gebruik ervan, zoals looproutes, receptie en schoonmaak. Vanuit de praktijk hoor je uit de eerste hand welke beroepscompetenties in werkveld belangrijk zijn en met hun input kun je bijsturen in je curriculum. Om voeling te houden met de snel veranderende praktijk is onze werkveldadviescommissie flink uitgebreid. Tamara Agatz: “gastvrijheid is binnen de opleiding een belangrijk element van de cultuur. Relaties komen graag bij ons langs, zomaar voor een kop koffie. Iedereen is welkom”.
-
Doe het samen, maar niet altijd
Eenmaal besloten om als opleiding te gaan voor een nieuw curriculum, startte het hele team met intensieve werksessies. Maar consensus bereiken met zoveel verschillende collega’s bleek geen gemakkelijke opgave. Met nog maar een maand te gaan besloot Tanja als hoofd van de commissie de stekker eruit te trekken: het ging veel te traag. De vervolgstap was met een kernteam, versterkt met een extern deskundige, ‘voor het team uit te fietsen’. Afstemming met alle collega’s vond pas daarna plaats. Vlak vóór de start van het nieuwe studiejaar was het nieuwe curriculum voor de eerste twee weken af.
-
Een docententeam met verantwoordelijkheid
Tamara: “In ons docententeam doet niemand meer iets op eigen houtje. Dus bij het uitzoeken van lesmateriaal, het samenstellen van opdrachten zijn altijd collega’s betrokken. We doen het samen en weten van elkaar wie waar mee bezig is. Per kwartaal werken andere docenten met elkaar samen, afhankelijk van de invulling.” Hans: “Het team bestaat nu uit ongeveer 25 docenten, een mix van oudgedienden en jonge collega´s die vooral uit het werkveld zijn ingestroomd. In het begin kreeg ik van collega’s nog wel eens gefronste wenkbrauwen. Een zelfverantwoordelijk team? Dan gooi je toch de problemen over de schutting? Niets is minder waar: het is inspirerend om met elkaar te werken en van elkaar te leren. Wel hebben we moeten leren elkaar erop aan te spreken als er onduidelijkheid is of irritatie. ‘Wat is het doel ‘, zeg ik dan als manager.” Het medewerkertevredenheidsonderzoek laat een grote stijging zien de afgelopen jaren, er wordt minder werkdruk ervaren en de sfeer is positief.
Bij nieuwe docenten kijken we of ze goed in het team passen. Zo ja, dan mogen de nieuwkomers een proefles komen geven. Kan iemand het niet overbrengen in de klas dan wordt diegene niet aangenomen. Ook daar is de stem van de student doorslaggevend. Bij twijfel: niet doen. In de ideale situatie zouden docenten regelmatig bij elkaar in de les komen kijken en feedback geven, daar willen we nog invulling aan geven.
-
Afstemmen, afstemmen, afstemmen
Eens in de vijf weken stemmen alle docenten met elkaar af: wat is de afgelopen periode goed gegaan, waar is bijstelling nodig? Iedereen is transparant over het eigen werk. Studenten worden uitgenodigd om te evalueren en horen achteraf ook wat er met hun commentaar is gebeurd. Het curriculum is inmiddels in zijn geheel vernieuwd, het afgelopen studiejaar heeft het als geheel nu één keer gedraaid. Wat wezenlijk anders is, is dat elk kwartaal nu maximaal vier vakken kent. Praktijkvraagstukken maken daar een belangrijk deel vanuit. In één blok zit theorie, een groepsopdracht en een verslag, dus mooi uitgebalanceerd. De resultaten zijn veelbelovend, maar wat we belangrijker vinden is dat studenten van onze opleiding zelf ook goed weten te verwoorden waaróm ze bepaalde vakken gekregen hebben – ook de vakken die ze niet zo leuk vinden maar die belangrijk zijn binnen het hele curriculum.
-
Geloof in wat je doet
Als je erin gelooft dat het kan, dan kan het ook. Het is een intensief proces geweest en af en toe hebben we ook weleens het gevoel gehad dat het er niet in zat, maar het heeft zo de moeite geloond om door te zetten! Houd vast aan je visie!